Kokosolie

Kokosolie wordt gewonnen uit de pit of het vlees van gerijpte kokos, geoogst uit de kokospalm (Cocos nucifera). Over de hele tropische wereld is het al generaties lang de belangrijkste bron van vet in de voeding van miljoenen mensen.
Kokosolie verschilt op unieke wijze van de meeste andere dieetoliën en wordt om deze reden gebruikt in een groot aantal toepassingen in de voeding, de geneeskunde en de industrie. Wat kokosolie anders maakt dan de meeste andere dieetoliën, zijn de basisbouwstenen of vetzuren waaruit de olie bestaat. Kokosolie is voornamelijk samengesteld uit een speciale groep vetmoleculen die bekend staat als middellange ketenvetzuren (MCFA). De meeste vetten in het menselijke dieet bestaan ​​bijna volledig uit vetzuren met lange ketens (LCFA).
Het belangrijkste verschil tussen MCFA en LCFA is de grootte van het molecuul, of beter gezegd, de lengte van de koolstofketen die de ruggengraat van het vetzuur vormt. MCFA hebben een kettinglengte van 6 tot 12 koolstofatomen. LCFA bevat 14 of meer koolstofatomen.
De lengte van de koolstofketen beïnvloedt veel van de fysische en chemische eigenschappen van de olie. Wanneer het wordt geconsumeerd, verwerkt en metaboliseert het lichaam elk vetzuur op een andere manier, afhankelijk van de grootte van de koolstofketen. Daarom zijn de fysiologische effecten van de MCFA in kokosnoot significant verschillend van die van de LCFA die vaker in de voeding worden aangetroffen.
MCFA en LCFA kunnen ook worden geclassificeerd als verzadigde, enkelvoudig onverzadigde of meervoudig onverzadigde vetzuren. Kokosolie bevat 92% verzadigde vetzuren. Alle MCFA in kokosolie is verzadigd. Ze verschillen echter chemisch sterk van de verzadigde vetzuren met lange ketens die in dierlijk vet en andere plantaardige oliën worden aangetroffen.