Farmacognosie

Farmacognosie is de studie van geneesmiddelen die zijn afgeleid van natuurlijke bronnen. De American Society of Pharmacognosy definieert farmacognosie als "de studie van de fysische, chemische, biochemische en biologische eigenschappen van geneesmiddelen, geneesmiddelsubstanties of potentiële geneesmiddelen of geneesmiddelsubstanties van natuurlijke oorsprong, evenals het zoeken naar nieuwe geneesmiddelen uit natuurlijke bronnen.
Het woord "farmacognosie" is afgeleid van de Griekse woorden pharmakon (medicijn) en gnosis of "kennis". De term farmacognosie werd voor het eerst gebruikt door de Oostenrijkse arts Schmidt in 1811. Oorspronkelijk - tijdens de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw - werd 'farmacognosie' gebruikt om de tak van geneeskunde of warenwetenschappen ('Warenkunde' in Duits) die drugs in hun ruwe of onvoorbereide vorm behandelden. Ruwe medicijnen zijn het gedroogde, onbereide materiaal van plantaardige, dierlijke of minerale oorsprong, dat voor medicijnen wordt gebruikt. De studie van deze materialen onder de naam pharmakognosie werd voor het eerst ontwikkeld in Duitstalige gebieden van Europa, terwijl in andere taalgebieden vaak de oudere term materia medica werd gebruikt uit de werken van Galen en Dioscorides. In het Duits wordt de term drogenkunde ("wetenschap van ruwe medicijnen") ook als synoniem gebruikt.